Droger land door vloedgravens en weteringen
Eeuwenlang is de afwatering van de lagere gronden van Heino een groot probleem geweest. Ze stonden vaak onder water en dat bemoeilijkte het houden van vee. Er zat maar één ding op: zorgen voor een betere afwatering. Dat deden de Heinose boeren door het graven van vloedgravens en weteringen. In dezelfde tijd ontstond de marke van Heino, een bestuursvorm voor het beheer van de gemeenschappelijke gronden.
De eerste afwateringen in en rond Heino werden circa 900 aangelegd door de zogenoemde ‘hillighe luden’. Dat waren boeren die werkten op de landerijen die in het bezit waren van het hof de Yrte, één van de drie grote Sallandse hoven, gelegen tussen Wijthmen en Heino. Zij hadden het erfelijk gebruikersrecht van de grond en waren met hun kinderen als horige verbonden aan het klooster. Zij waren daardoor ook verantwoordelijk voor een zo groot mogelijke opbrengst van de grond, waarvan ze een deel in natura moesten afstaan aan de eigenaren van de Yrte.
De hillighe luden en pachters groeven aanvankelijk slootjes rondom hun percelen voor de waterafvoer. Maar doordat andere boeren ook water op die slootjes loosden, stond het land bij hoog water toch weer blank. De situatie verbeterde aanmerkelijk toen de hillighe luden met elkaar verbonden tussensloten gingen graven. Het overtollige water werd nu afgevoerd naar de lager gelegen broekgronden, zoals het Lierderbroek. Zo ontstonden de typisch Sallandse vloedgravens, de voorlopers van de weteringen.
Steeds meer boeren probeerden in de eeuwen daarna een bestaan in Heino op te bouwen en de behoefte aan landbouwgrond werd groter. Om daarin te voorzien begonnen de Heinose boeren in de veertiende eeuw met de ontginning van lage gebieden als de Kluinhaar, het Lierderbroek en Sekdoorn. Maar waar ze niet op hadden gerekend, was dat de bodem door deze ontginningen daalde, waardoor het water moeilijker afgevoerd kon worden. De Heinoërs moesten dus nog meer werk maken van de afwatering. Ze groeven nieuwe, rechtere afvoersloten, die weteringen werden genoemd.
Al vóór 1200 werd de Oude Wetering gegraven, waarvan het water vrij uitstroomde in het Lierderbroek. Rond 1325 werd de Oude Wetering nog doorgetrokken tot voorbij Sekdoorn, maar dat was niet voldoende om al het water af te voeren. In de jaren daarna groeven de boeren onder andere de Nieuwe Wetering (circa 1354) en de Soestwetering (gereed 1402). Het land stond desondanks in de winter regelmatig onder water. Er kwamen watermolens. Al in 1491 werd de eerste watermolen gebouwd in de buurt van de huidige Gravenweg. In 1768 kwam er een nieuwe molen die het hele 1085 ha grote gebied moest bemalen. Als molenaar werd Seijger Kortenbosch aangesteld. Tot 1832 heeft zijn familie de molen beheerd. Daarna was dit de familie Van der Voort, totdat er in 1917 een stoomgemaal kwam.
Naast de ontgonnen nieuwe landbouwgronden waren er nog volop woeste gronden in en rondom Heino te vinden. Ze waren van groot belang voor de boeren. Ze weidden er vee en haalden er plaggen voor de mestbereiding in de potstallen. Ook haalden ze turf uit het veen en hout uit de bossen. Deze brandstoffen gebruikten ze om te koken, te bakken en zich te verwarmen.
De woeste gronden waren gemeenschappelijk bezit van de eigenaars van de boerderijen in de buurtschappen. Dat maakte het noodzakelijk om regels op te stellen voor het gezamenlijke beheer van deze gronden. Bijvoorbeeld hoeveel vee iedere boer er mocht laten weiden. De bestuursvorm voor het beheer van de gemeenschappelijke grond werd een marke genoemd. De ‘Marka Heyne’ wordt circa 1300 voor het eerst vermeld. Het bestuur van een marke bestond merendeels uit edelen, benoemd door de eigenaren van de boerderijen. Zij kwamen aanvankelijk een paar keer per jaar bij elkaar in het bos op de zogenoemde ‘holting’, of ‘holtsprake’. Het woord ‘holt’ betekent hout, wat weer een andere naam was voor bos. In de negentiende eeuw verloren de marken hun belang en werden ze opgeheven. Tegenwoordig zorgen waterschappen voor het drooghouden van de grond in het laag gelegen land.
Colofon
De Canon van Heino, 2011, Vereniging voor Heemkunde 'Omheining'

