Zwerfvolk tussen zandruggen en moerassen
Zo’n 200.000 tot 130.000 jaar geleden drukten in de Saale-ijstijd gletsjers van soms wel 200 meter dik met enorme kracht de ondergrond in grote delen van ons land opzij. Zo ontstond onder andere de Overijsselse Heuvelrug. Toen tijdens de Weichsel-ijstijd (120.000 tot 10.000 jaar geleden) te temperaturen weer daalden, verdween alle begroeiing. Zandstormen verplaatsten enorme hoeveelheden fijnkorrelig zand over heel Salland. Het grofkorrelige zand stoof niet zover weg en vormde dekzandruggen. Bij Heino liggen deze langgerekt van Laag Zuthem naar de Strenkhaar en van Lierderholthuis naar de Wolthaar. Na de laatste ijstijd werd het klimaat weer warmer en natter. De oeverwallen en de vele dekzandruggen hielden het water vast. In de lagere delen van Heino ontstonden daardoor uitgestrekte moerassen, die in latere tijden veenlagen vormden. Ook in de nu droge gebieden van de Hagen, ’t Moer en rond de Vloedgraven.
De volgende verandering van het landschap vond plaats tijdens de vroege Middeleeuwen. De streek werd toen regelmatig geteisterd door overstromingen van de IJssel. Zo ontstond door de eeuwen heen bij Heino een gevarieerd landschap van zandruggen en moerassen. De zandruggen waren bedekt met loofbossen van vooral berken en eiken. In de moerassige delen ontstond een biotoop van onder andere wilgen en elzen. De ruime hoeveelheden wild en vruchten in de bossen, en vissen in de nabijgelegen IJssel en Vecht hebben waarschijnlijk al vroeg mensen aangetrokken. Het waren jagers en verzamelaars, met hun gezinnen op zoek naar alles wat maar eetbaar was. Het was zwervend volk, dat woonde in tijdelijke kampementen. In de buurt van de Slikkebaardweg zijn stenen werktuigen gevonden uit de Mesolithische periode (ongeveer 10.000 jaar geleden): een half bewerkte stenen bijl, een pijlspits en een schraper en bewerkte stukjes vuursteen.
Het is niet nauwkeurig te bepalen wanneer de eerste ‘vaste’ bewoners zich in Heino vestigden. Dat zullen in elk geval boeren zijn geweest. In de ijzertijd, die circa 800 voor Christus begon, waren bij Raalte, Heeten en Zwolle nederzettingen van landbouwers. Er zijn daar resten gevonden van huizen en schuren. In die tijd hebben misschien ook ijzersmelters de omgeving verkend. Omdat het water niet kon wegstromen naar een beek of rivier, hoopte zich ijzer op dat uit de bovengrond spoelde. De vroegere naam ‘Oerweg’ bij ’t Relaer verwijst daar naar.
Het grondgebied van Heino lag boven de limes, de grens langs de Rijn die het grote Romeinse rijk scheidde van het Germaanse rijk, waar Heino deel van uitmaakte. Hoewel de Romeinen enkele malen probeerden hun gebied uit te breiden, onder andere tijdens het bewind van de eerste keizer van Rome, Augustus, zijn ze daar nooit in geslaagd. Later verschenen ook Frankische volkeren zoals de Saliërs. Aan hun aanwezigheid herinnert mogelijk de naam Salland nog.
Heino en omgeving werd pas na 500 geschikt voor de vestiging van grotere groepen bewoners. De boeren uit die periode hadden het nodige te stellen met het in cultuur brengen van de gronden op de zandruggen en in de buurt van de uitgestrekte moerassen.
Colofon
De Canon van Heino, 2011, Vereniging voor Heemkunde 'Omheining'

