Veel winkels in Heino hebben een verleden dat ver teruggaat.
Rond 1795 was in Heino een groot deel van de bevolking nog in de landbouw actief. Tegelijkertijd ontstond geleidelijk een veld van ambachtslieden: bakker, kleermaker, klompenmaker, molenaar, schoenmaker, wever, enz.
Veel van die ambachtslieden deden hun werk in huis of direct aan het werkterrein en naast hun ambacht hadden ze vaak ook een stukje landbouwgrond of vee voor eigen gebruik.
Naarmate Heino groeide en de economie veranderde (minder ruimte voor boeren en meer inwoners), werden ambachtelijke beroepen en kleinschalige nijverheid belangrijker. Zo ontwikkelde Heino zich in anderhalve eeuw van een agrarisch en ambachtelijk dorp naar een dorp met winkels en middenstand.
Rond de Nicolaaskerk kwamen aan het begin van de negentiende eeuw de eerste echte winkels.

